How to meet an angel in the city
door Lodewijk van Grastek, Marge Jalink, Wilco Tuinebreijer
EXIT – 1. Verscheiden, dood; uitgang, uitreis, – 2. Afgaan: van het toneel verdwijnen, vertrekken.
STRATEGIE – 1. Kunst van oorlogvoering, – 2. Beleid, plan, volgens hetwelk men te werk gaat.
Hij strekt zijn benen en leunt achterover tegen de pui. De nieuwe flat met smaakvolle bruinrode baksteen torent boven hem uit. Aan zijn rechterhand, een kleine kilometer verderop, deint het IJ. Geen Rotterdam, waar hij woont, maar het kan ermee door voor 020. De picknicktafel naast hem wordt bezet door een student met een laptop, op een keurige anderhalve meter afstand. Aan alle zes de zitjes zit één persoon. Niet gezellig. Wel verstandig. Dus knikt hij vriendelijk naar de jongeman. Diens blik zwerft langs zijn uitgestrekte lange benen in maatkostuum naar de sokken die er nu onder te zien zijn. Het zijn geestige sokken. Hij kreeg ze cadeau van zijn dochter, die dacht dat hij ze nu wel durfde dragen. De blik van de student zwerft omhoog, langs broek, jasje, overhemd, naar zijn gezicht. En naar de kaalheid van zijn hoofd. Dan breekt de glimlach door, een duim gaat omhoog. Hij kan waarderen dat de directeur Landelijk Netwerk Acute Zorg naast hem zit bij de NDSM werf in Amsterdam Noord, met sokken aan waar het coronavirus op gedrukt staat.
Ernst glimlacht terug en staat heel even stil bij zijn nieuwe status. Bekende Nederlander is te sterk uitgedrukt, maar ja, mensen herkennen hem. Van TV. Als een van de nieuwsbrengers over de crisis, een van de mensen die er volgens sommigen verstand van hebben, volgens anderen dat pretenderen. Als een van de mensen die zichtbaar is op het toneel, naar wie iedereen kijkt voor duiding. En God, wat geniet hij er stiekem van. Gezien worden. (H)erkend. Hij heeft het altijd vermoed, dat het de politici ook om het podium gaat, en nu voelt hij hoe waar het is. Dat toneel, en kunst, juist de mens aanspreken op zijn eigen beoordelingsvermogen, hem confronteren met een waarheid die hij niet begrijpt en soms niet kan begrijpen, probeert hij te snappen. Hij is van cijfers en modellen en voorspelling gebaseerd op empirisch onderzoek, maar zijn dochter kan het uitleggen. Zijn dochter aan wie hij niet vertelt dat hij de camera wil zoenen af en toe, en die nu in een wervel van beweging, armen, benen en haar de glazen deur van het complex uit stapt. Ze woont er nog maar net, is euforisch, wil verkennen en opsnuiven en leren en zien.
Dus gaan ze naar het Noorderpark. Hij heeft met klem verklaard dat hij op schoenen en sokken rechtsomkeert maakt als het te druk is. Dat hij mensen die denken dat ze in groepjes groter dan drie bij elkaar kunnen hangen, zal aanspreken. Hij heeft nog net niet Hugo’s rolmaat geleend, maar hij kan goed schatten. Dus gaan ze. Het feit dat ze, ook met haar achterin, de anderhalve meter niet halen, zit als een olifant midden in de auto. Maar ze gaan uit. Verkennen. Opsnuiven. Zien. Duss.
Hij heeft eerder, op eigen titel, een versoepeling gesuggereerd. Jaap en Mark waren er niet blij mee. Te risicovol. Maakt de mensen onvoorzichtig. Te vroeg. Hij heeft, later, recht in de camera, zijn uitspraak genuanceerd; hem in verband gebracht met nieuwe stappen en resultaten en benodigde tijd. Hij vindt dat hij gelijk had. Ze moeten eruit, uit de oorlog, daar moet een strategie voor komen, en strategie betekent geen stilstand, maar beweging.
Nu ziet hij uit over het park, dat best dicht bevolkt wordt. Zijn ogen schieten heen en weer, meten, oordelen. Zijn dochter spreidt het picknickkleed uit. Haar broekje is kort, te kort naar zijn zin, zeker in deze houding. Maar daar heeft hij al jaren niets meer over te zeggen. Heeft hij iets te zeggen over deze hipsters en jongeren, de gezinnen die samen op een ander kleed zitten, de frisbee werpende kids die af en toe in hun vangzucht tegen elkaar opbotsen? Hét woord waar Mark alles onder vangt wat niet mag.
‘Nee, pap,’ hoort hij zijn dochter zeggen. Haar blik zegt: dimmen, kop houden, niet mee bemoeien. Dus gaat hij zitten, in kostuum, op het kleed. Waarschijnlijk glimt zijn hoofd in de lentezon. En misschien stoten de mensen elkaar aan. Zie je wie daar zit?
Ze drinken. Praten. Ze legt het nog een keer uit, dat over de kunst, omdat ze serieus is. Ernst knikt. Rolt de wijn in zijn mond, de beelden om hem heen worden vager, doen er niet meer toe. Het is gezellig. Ze gaan eruit komen.
Hij hoort stemmen op afstand, een vogel die roept, een licht suizende snelweg. Gerommel in de verte. Het nadert. En nadert. Hij opent zijn ogen. En kijkt tegen benen aan. Springende benen, voeten, lijven die heen en weer zwaaien, die elkaar vastpakken. Er wordt gezongen: ‘Dag Juf Corona, daag, daag, daag, daag afstand, dag dag dag!’
Ernst springt op, zwaait met zijn armen. Ze denken dat hij meedoet, de man van de versoepeling, maar hij schreeuwt: ‘Kappen nou! Het is levensgevaarlijk!’
De student van de laptop staat voor hem, en roept terug, terwijl Ernst de spetters voelt landen op zijn hoofd: ‘Dit wou je toch?!’
Hij doet een stap naar voren, maar wordt vastgehouden en hoort: ‘Pap! Pap! Word een keer wakker, ja!’
Hij schraapt zijn keel. Ja, hij wordt wakker. Dat was het dus, zijn optreden op het wereldtoneel. Het rode lampje van de camera dooft. Jaap en Mark hadden gelijk. Hij zal de exit maken.
Hij opent zijn ogen. En kijkt in het gezicht van zijn dochter. Haar wenkbrauwen kan ze niet nog hoger optrekken. Groepjes mensen zitten in het gras. In de zon, op anderhalve meter afstand. Twee gezinnen zijn duidelijk te onderscheiden als aparte groepen. Een frisbee zeilt vrij in de lucht. Maar hij kijkt om. En ziet een lange rij. Van benen. ‘Niet doen…’ brengt hij uit.
Zijn dochter glimlacht en kijkt de rij af. De rij van mensen, ieder op anderhalve meter, die aansluiten voor hún kleed.
‘Ze willen gewoon een handtekening. Hoort erbij, toch?’
Ze knipoogt naar hem. Hij blaast uit. Staat op en zet een stap het toneel op. Hij pakt zijn pen uit zijn binnenzak. En door.
Met een bevriende groep kunstenaars uit Amsterdam Noord willen we troost bieden in deze tijd. Dus schreef ik columns die uit gaan van steeds een nieuw ‘Coronawoord’. Ze spelen zich af in Amsterdam Noord.
door Lidewij Martens