Een blauwe peperbus stond aan de rand van Amstel en keek om zich heen, maar niemand die terugkeek. Het was niet de enige blauwe peperbus in de stad: tientallen van deze ‘transformatorzuilen’, zoals ze officieel heten, ronde pionnen van alle kanten beplakt met culturele affiches, bleven in het coronajaar leeg en blauw. Ze stonden op hun vertrouwde plek, verspreid over de verschillende stadsdelen, bij drukke kruispunten en in rustige parken, bij een speeltuin in Nieuw-West, aan de oever bij de Walter Süskindbrug en aan de kade van de Scheepstimmermanstraat in het Oostelijk Havengebied. Op zomerdagen ging hun kleur op in het blauw van de lucht en de schittering van het water, in de winter staken ze fel af tegen de sneeuw.
Op de peperbus bij het Wertheimpark verscheen een clandestiene poster – ‘Ik geef een nier voor geen Mark Rutte IV’ – maar de meeste bleven leeg en stil zolang er niets viel aan te kondigen. Ze fungeerden als een testbeeld, wachtend op ontvangst, en verspreidden ondertussen een vorm van ruis waar iedere voorbijganger zich dood aan geërgerd zou hebben, was het afkomstig van een televisie, maar die nu onopgemerkt bleef.
Blauwe peperbus Wertheimpark, door Huub Zeeman
Stilte en leegte zijn uitgegroeid tot de buzz-woorden van het afgelopen coronajaar. Ze duidden de veranderingen die, althans in de stad, meteen na de invoering van de eerste lock-down het meest in het oog sprongen: verlaten straten en lege pleinen, gesloten horeca en stille avonden. Ook in de digitale tentoonstelling Corona in de Stad, een initiatief van het Amsterdam Museum met een keur aan stadse partners, vallen ‘stilte’ en ‘leegte’ bij de vleet in de titels en beschrijvingen van de tentoongestelde objecten (lees: digitale bestanden) op zaal (lees: de website). Het museum deed een oproep aan stadsgenoten om een bijdrage in te sturen over hun ervaring in coronatijd en de respons was overweldigend. Het nieuwe regime van strikte orde, dat haaks stond op het vrije stadsleven, en alle denkbare problemen en gevoelens die daaruit voortkwamen, daagden bewoners en bezoekers uit tot bezinning en reflectie in de vorm van verhalen en tekeningen, foto’s en video’s, ingesproken berichten en allerhande digitale stukken.
Ja, de oogst van een jaar Corona in de Stad leunt voor een belangrijk deel op de aanblik van die verlaten straten en de ervaring van stilte en eenzaamheid, binnen in eigen huis. Er zijn speciale zalen op de tentoonstelling mee gevuld, zoals die genaamd ‘De Stille Stad’, en er is zelfs een zaal helemaal gewijd aan de veelvuldig gefotografeerde Dam. Maar tegelijkertijd ontkrachten alle bijdragen samen – op het moment van schrijven zijn dat er meer dan 2800 – het bestaan van een werkelijke leegte. De stad stond ook tijdens corona gewoon overeind en de mens was weliswaar uit het straatbeeld verdwenen, maar roerde zich elders.
Adembenemende stilte, door Ruben Hanssen
Corona in de Stad is als een schep uit de vijver: achter de troebelheid van het coronajaar krioelt het van het leven. Voor wie er oog voor had, werd de stad het decor voor een spel van leegte en vulling, van zichtbaarheid en onzichtbaarheid. Het gros van de bijdragen aan de tentoonstelling gaat over deze observaties. Uiteindelijk liet een bewoner, Marie Anne Remmelink, haar oog vallen op één lege blauwe peperbus en deed op Facebook een oproep aan stadsgenoten om ze allemaal vast te leggen. Het werd een fotoserie en ook een zaal in Corona in de Stad. Remmelink schreef daarbij: ‘In de winter en het voorjaar van 2021 was er niks te doen in de stad. Maar ook weer wel. Ineens keken we met een hele groep mensen naar niks. Het was verslavend.’
***
In plaats van dat niks kwam vaak iets nieuws. Bijvoorbeeld #HoeGaatHetEchtMetJe dat gestalte kreeg in een serie affiches op elektriciteitskastjes die weliswaar geen cultuur aankondigden, maar ons via dezelfde weg deelgenoot maakten van de overpeinzingen van stadsgenoten. Op initiatief van Merel Noorlander en Arthur Kneepkens samen met Framer Framed gingen community-kunstenaars in gesprek met buurtbewoners, variërend van leerlingen van het Barlaeus Gymnasium en bejaarden in Amsterdam-Noord tot sekswerkers op het Wallengebied. Citaten werden verspreid door de stad en openden daar nieuwe werelden die reikten tot ver voorbij de grenzen van de stad of die juist naar binnen keerden voor een diep menselijk besef. ‘Nu zit ik als sekswerker zonder financiële regeling, en als zwart transpersoon met extra paspoortcontrole en racisme op straat’, deelde iemand anoniem. Een voorbijganger op het Krugerplein zei: ‘Ik voel me als een alarm voor anderen.’
De kracht van Corona in de Stad is gelegen in het podium dat het biedt aan het alledaagse. Wie op internet zoekt naar ‘corona in de stad’ krijgt onmiddellijk een grafiek voorgeschoteld met statistieken gebaseerd op de nieuwste cijfers en recente meerdaagse gemiddelden. De tentoonstelling met dezelfde naam is een belangrijke tegenhanger van een tijd die regeert wordt door cijfers. Corona in de Stad verenigt de stad op een nieuwe manier met haar bewoners en de duizenden eigenzinnige indrukken die zij op het digitale platform nalaten, worden automatisch opgenomen in de collectie van het Amsterdam Museum. Het is de uitgelezen plek waar iedereen kan bijdragen en die iedereen met een internetverbinding kan bezoeken, ook tijdens een lockdown en gratis bovendien.
Klikkend door de zalen – die deels met individuele bijdragen zijn gevuld door het museum en deels zijn ingericht door partners (waaronder De Groene) – val je van het ontroerende in het sentimentele, van het obscure in het obscene, van de harde realiteit in de poëzie. Van een orgelman met zijn centenbak aan een stok van anderhalve meter spring je naar een pianostuk dat ‘licht aan het eind van de tunnel’ belooft, van een jongen die rommelt in zijn keukenkastjes naar een performance van naakte mensen die met hun benen in de lucht maaien, van een fotoserie van een ic-verpleegkundige naar een schets van een wafelverkoopster die wacht op klandizie.
Een tentoonstelling is Corona in de Stad echter nauwelijks te noemen, althans niet in de klassieke zin van het woord en ook niet echt in een digitale variant daarop. Daarvoor mist het geheel een bepaalde focus, een kritische selectie van een instituut dat met die selectie iets wil zeggen, daarvoor zijn de verschillen in genre en kwaliteit van de bijdragen onderling te groot. De website is weliswaar in beweging en elke week wordt een nieuwe zaal onthuld, maar willekeur overheerst en navigeren is hopeloos: ook online is een bezoek aan vijftig zalen moeilijk te overzien, in de wetenschap dat je er daarmee nog lang niet bent.
Corona in de Stad als tentoonstelling benaderen doet de achterliggende ambitie van het project bovendien tekort. Want hoe willen we ons dit coronajaar, dat op zo veel fronten radicaal verschilt van voorgaande jaren, in de toekomst herinneren? Wat willen we ervan bewaren en wat kan wel weg? Of eigenlijk: wat hebben we nodig om het verhaal van de impact van corona op ons leven te vertellen? Die afweging maken we elke dag, voor onszelf, wanneer we bepalen wat we in ons dagboek neerschrijven en wanneer we beslissen of we het rode stempotloodje in de lade gooien of in de prullenbak. Maar wie bepaalt dat voor een hele stad?
Een centje voor de orgelman, door Suzanne Bunnik
Meteen na de eerste uitbraak sloegen musea wereldwijd aan het verzamelen. Het Museum of London lanceerde Collecting Corona, een zogenaamd ‘rapid response collecting’-programma waarbij objecten worden verzameld op het moment van een ingrijpende gebeurtenis. Londenaren konden zowel objecten als ervaringen insturen en het museum nam ze dankbaar op, tot aan de dromen van de stadsbewoners toe. The Museum of the City of New York deed iets soortgelijks en stelde aan de hand van tienduizenden inzendingen vervolgens een tentoonstelling samen, New York Responds: The First Six Months. Daarin onder meer een ventilator voor covid-patiënten die artsen in het Mount Sinai ziekenhuis uit noodzaak fabriceerden uit apparaten die helpen bij slaapapneu.
Ook het Amsterdam Museum nam enkele corona-gerelateerde objecten in de collectie op, waaronder de vaccinatiespuit die de eerste verpleegkundige ontving in de RAI. Hoe knullig het ding ook, spullen hebben een grote zeggingskracht. Zij waren getuigen van een moment waar wij als toeschouwer niet meer bij kunnen en hun aura groeit met de tijd. Op zaal zullen bezoekers ongetwijfeld eens goed naar die spuit gaan kijken en over honderd jaar zelfs nog beter. Dat ligt anders voor de minder tastbare verhalen die bij een tijd horen: de geleefde werkelijkheid glipt door je vingers voor je er erg in hebt.
Overdracht, door Kim Marquardt
***
Corona in de Stad maakt deel uit van het project Collecting the City in aanloop naar het 750-jarig bestaan van Amsterdam in 2025. Het Amsterdam Museum wil samen met partners ‘de stad’ verzamelen en nodigt expliciet uit tot het insturen van verhalen. Dat past natuurlijk bij deze tijd, waarin musea niet meer zomaar meer een dominant verhaal vertellen. Zie de slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum waar die complexe geschiedenis verteld wordt aan de hand van tien historische hoofdpersonen. Dat past ook bij de tijd omdat er geen grenzen zitten aan een digitaal platform en er dus letterlijk de ruimte is voor al die verhalen.
Bovendien heerst voor het eerst in de geschiedenis het idee dat we online kunnen bewaren voor de eeuwigheid. Het overgrote deel van de geschiedenis tot nu toe ging met huid en haar verloren en dat is tegelijkertijd een vloek en een zegen. Een zegen voor historici en kunstenaars die graag in de schaarsheid duiken en in staat zijn juist aan de afwezigheid betekenis te geven. Maar een vloek vanwege de ingebakken machtssystemen die maken dat overgeleverde archieven, en alle geschiedschrijving die op basis daarvan wordt gedaan, een bijzonder eenzijdig karakter kennen.
In de podcastserie De Plantage van onze Voorouders ontdekt Maartje Duin in het archief dat haar betbetovergrootmoeder bij de afschaffing van de slavernij in 1863 mede-eigenaar was van een plantage in Suriname. Ze gaat op zoek naar nazaten van de vrijgemaakte slaven en vervolgt haar zoektocht samen met een van hen, Peggy Bouva. Bouva komt in het onderzoek minder ver dan Duin: voor tot slaaf gemaakten is van de geschiedenis weinig overeind gebleven.
Verhalen zijn het smeermiddel van de geschiedenis en de zeldzame stukken die zicht bieden op het dagelijks leven van weleer gelden als parels van onze historische collecties. Als we dat leven vanaf nu volledig en duurzaam kunnen bewaren, klinkt dat als een perfect scenario. Maar overschatten we ons eigen kunnen daarmee niet enigszins? En is de belofte van het bewaren niet een wassen neus, control safe een kramp waar we collectief in zijn geschoten? Tijdens het schrijven van dit stuk was Corona in de Stad ineens ‘uit de lucht’, tijdelijk in rook opgegaan, terwijl die vaccinatiespuit, naar ik aanneem, onaangeroerd in het depot lag.
***
De vraag blijft wat nu precies ons verhaal wordt. Het mooie (bezoek vooral de zaal ‘Sound of Silence’ met de lege clubs van Amsterdam), of ook het lelijke? De saamhorigheid, of ook de eenzaamheid? Hoe verzamel je de faillissementen, de ziekte en de dood? Dwalend door Corona in de Stad stuitte ik op een foto van een leus bij een demonstratie van wat toen nog Viruswaanzin heette, op het Museumplein: ‘Ik wil zo graag weer eens willen dansen en knuffelen.’ Is er in ons verhaal ook ruimte voor het geweld dat met diezelfde demonstraties gepaard ging? Er blijkt in dit geval een hele zaal aan gewijd, onder de naam ‘Ongehoorzame burgers en protest’.
Hartenkreet, door Suzanne Bunnik
Corona in de Stad draagt een paradox in het hart: niemand kan hét verhaal van de impact van het coronavirus op de stad vertellen, maar iedereen samen kan dat evenmin. Compleetheid is een illusie, een valstrik van alle tijden, maar een ding is duidelijk: we moeten bovenop het heden zitten om de geschiedenis beter te kunnen schrijven.
Dat doet het Amsterdam Museum. De grote troef van Corona in de Stad is het experiment om te verzamelen in real-time. Het leverde meteen waardevolle stukken op, want er was het afgelopen jaar meer gaande dan corona alleen. De zaal ‘Black & LGBTQIA+: A Timeless Tribute to Us’ bijvoorbeeld toont de zwarte queer-gemeenschap in coronatijd en legt onder meer de eerste Black Pride in het land vast. De strijd tegen racisme en de demonstraties van de Black Lives Matter-beweging zijn eveneens gebundeld in een zaal. Tientallen foto’s tonen daar de spandoeken en borden met leuzen (‘Racisme: al eeuwenlang een pandemie’), verhalen voegen er de betekenis voor de demonstranten aan toe.
‘Vandaag, 10 juni 2020, was voor mij een keerpunt in mijn leven. Zo voelde het toen ik samen met duizenden andere demonstranten in het Nelson Mandelapark stond bij de Black Lives Matter demonstratie’, schrijft Shanti Alfour in zijn bijdrage. ‘De Bijlmer gaf mij weer het gevoel van thuiskomen en dit keer hoop ik dat ik dit gevoel overal mee kan nemen.’ In een vlog over Keti Koti, dat uitgerekend in dit jaar niet fysiek kon plaatsvinden, vertelt een Winti-priesteres hoe zij elk jaar bij het Nationaal monument slavernijverleden een ‘plengoffer’ doet. Er is een open brief van Massih Hutak namens een groep vrienden gericht aan burgemeester Halsema. Om te bedanken voor haar solidariteit met slachtoffers van anti-zwart geweld.
Corona in de Stad is een levend archief waarin je kunt verdwalen en verdrinken, verveeld raken en verrast worden – net als in de echte stad. Als museale collectie houdt het tientallen tentoonstellingen in zich verborgen. Over afstand en nabijheid, over het individu en de groep, over een nieuw geluid in een plotselinge stilte. Over afbraak en opbouw, letterlijk, zoals het decor van de voorstelling Hamlet door Theater De Krakeling, de Toneelmakerij en Theater de Meervaart dat bij het uitblijven van de première maar weer werd afgebroken terwijl verderop in de stad daklozenopvanglocaties en voedselbanken werden opgetuigd.
Het afbouwen van een voorstelling die nog moest beginnen, door Theater De Krakeling
Als dagboek van de stad is het een ode aan de bewoners die elkaar op nieuwe plekken wisten te vinden of juist uit het oog verloren. Homeless Quarantine van het collectief We Sell Reality is een serie graphics gemaakt in samenwerking met ‘vluchtelingen in limbo’. Terwijl heel het land binnen moest blijven, leefden zij op straat, in een pandemisch heden achtervolgd door een politiek verleden dat op deze kleurrijke platen samenkomt. Een van hen zegt: ‘Sometimes I feel like I need this virus. Then I would get propper protection.’
Het zijn verhalen als deze, die zich afspelen in onze stad, die op de eerste plaats nu gehoord moeten worden. Wat van deze getuigenissen bewaard blijft voor de toekomst, en welke boodschap ze dan nog hebben? Wie zal het zeggen.
Homeless Quarantine, door We Sell Reality