CovidKroniek#9, 25-3-20
door Diana Ozon
We zitten in de tweede corona-lockdown. Mijn man en ik behoren tot de risicogroep. We houden ons aan de regels, laten een keer per week de grootgrutter de meeste boodschappen brengen, gaan nergens op visite en ontvangen geen gasten. ’s Avonds blijven we binnen. Het is februari en de weersomstandigheden noden niet tot een avondwandeling. Braaf zijn is voor ons geen probleem.
Wat een beetje gaat schuren is de lengte van ons kapsel.
Na lang wikken en wegen heb ik vorige week mijn eigen haar geknipt. Niet zo handig. Ik ben geen kapper en de achterkant van mijn hoofd kan ik niet zien. Goed, die niet waagt die niet wint. Het resultaat kan niet veel slechter zijn dan ik er nu uitzie. Maar hoe dek ik mij af tegen vallend haar? Ik heb geen grote gladde kapmantel om de haren af te laten glijden en een grote handdoek is onhandig. Schaarste maakt slim. In een kast ligt een klein pakketje met een wegwerp regencape. Ooit gekocht voor een euro en nog nooit gebruikt. Het ei van columbus. De capuchon naar binnen gevouwen, touwtje aangetrokken en knippen maar.
De voorkant lukt aardig en om de achterkant te bekijken gebruik ik een spiegel die ik af en toe achter mij houd, een beetje draaien zodat de ene spiegel in de andere spiegelt om te zien waar nog iets af moet. Uiteindelijk ben ik tevreden. Op de kappersvakschool krijg ik er vast geen 9 voor, maar mijn kapsel ziet er beter uit dan voor ik begon. Nog niemand heeft gevraagd of de ratten aan mijn haar geknabbeld hebben. Toegegeven ik zie niet veel mensen in deze tijd.
Bij mijn man groeit het haar inmiddels over zijn kraag. ‘Je moet mijn haar ook maar knippen’ zegt hij. ‘Tenslotte weten we niet wanneer we weer veilig naar de kapper kunnen’.
Ik loop er over na te denken en een heel diep weggestopte kleuterzonde schiet mij te binnen. Het is zo lang geleden gebeurd dat ik het mij niet herinner. Mijn moeder heeft het verteld.
Wij hadden thuis een thonet stoel op hoge poten die aan de tafel gezet kon worden, zodat een peuter makkelijk aan tafel mee kon eten. Zo’n soort stoel had de kapper ook voor kinderklanten.
Op enig moment waren mijn kleine broertje en ik, ik zal een jaar of 4 geweest zijn, wel heel stil. Hèt moment voor moeders om poolshoogte te nemen. Ik had mijn broertje op de hoge stoel gezet, een handdoek omgedaan en net een flinke hap uit zijn haar geknipt. Bij de kapper blerde hij altijd de boel bij elkaar, maar onder mijn handen onderging hij geluidloos de knipbeurt. Moeder waarschijnlijk boos, lichtelijk in paniek want er was een hap uit Hansjes haar. Geen gezicht en òp naar kapper Van Geemen om het kapsel te laten fatsoeneren.
Met diezelfde schaar speel ik nu weer kappertje. Jarenlang was hij de enige schaar die mijn moeder bezat. Pas na jaren kreeg ze er een tweedehands schaar bij voor het wat zwaardere knipwerk. Een jaar of vijf geleden is de kappersschaar als restant uit de ouderlijke boedel bij mij terecht gekomen en nooit gebruikt.
Tot het covid-virus toesloeg en ik mijn knipkunsten ging vertonen. Voor mij knipt hij nog goed genoeg en ook het kapsel van mijn man ziet er best toonbaar uit.
door Corrie Groen