Elise over de foto ‘Colorado Feeders’
door Foam
Nu het corona-virus alomtegenwoordig is in onze levens snak ik naar hoopgevende vergezichten. Naar voorstellingen van een wereld waarin alles mooier en beter is. Ik wil beelden voorgeschoteld krijgen die me wegvoeren van de actualiteit, die me optimistisch stemmen.
Als schrijver weet ik hoe aanstekelijk zulke vergezichten zijn. In 2015 en 2016 deed ik voor mijn boek De betonnen droom twee jaar onderzoek naar de Bijlmer en de geestelijk vader van de wijk: de stedenbouwkundige Siegfried Nassuth. Ik verdiepte me onder andere in de jaren zestig, het decennium waarin de Bijlmer werd uitgetekend en met succes aan de man werd gebracht.
In het Amsterdamse Stadsarchief vond ik tijdens mijn research de brochure Toekomst te huur. Met prachtige afbeeldingen en bombastische teksten op stevig, glimmend papier werd niet alleen een nieuwe wijk, maar ook een nieuwe samenleving geschetst. In de Bijlmer zou alles beter worden. De wijk was volgens de brochure ‘het begin van het Amsterdam van morgen’. In de wijk met futuristische honingraatflats, verhoogde dreven en ongekend veel groen zou de mensheid een stap vooruit gaan zetten.
Geïnteresseerden kregen in de brochure een inkijk in hun mogelijke toekomstige leven. ‘Wie thuiskomt, loopt van de parkeergarage of het metrostation de flat binnen en komt in een kleine overdekte straat, die heel prozaïsch droogloop heet. Links en rechts zijn clublokaaltjes, sportzaaltjes, koffiebars en andere dienstverlenende instellingen. Vanuit de gang voeren de liften hem naar zijn eigen flat en daar kijkt hij door het raam uit op een landschap, dat er over een jaar of vijf zal uitzien als een groot Vondelpark: boomgroepen, vijvers met eenden, heuveltjes met speelweiden en mensen die op bankjes zitten. Ook al zet hij zijn dubbele raam wijd open, hij zal voornamelijk geluiden horen die we in de stad vergeten zijn: vogels in de struiken, en een hond die in de verte blaft.’
Na het lezen van de brochure snapte ik meteen waarom er wachtlijsten waren voor de eerste Bijlmerwoningen. Ook ik kreeg zin om in dit paradijs te wonen. Het optimisme droop van de pagina’s. Daar kwam bij dat de kranten, van De Telegraaf tot de Volkskrant, lovend waren over het plan. De laatste krant omschreef de Bijlmer als een markant punt in de geschiedenis van de stedenbouw. Het definitieve antwoord op de volle en bedompte binnenstad was gegeven. Daarnaast had burgemeester Gijs van Hall bij het slaan van de eerste paal grootse woorden gesproken. Over een eeuw zou er volgens hem met net zoveel respect over de Bijlmer als over de grachtengordel worden gesproken.
Het liep om meerdere redenen natuurlijk anders. Weinig wijken in Nederland hebben het de afgelopen vijftig jaar zo moeilijk gehad als het geesteskind van Siegfried Nassuth. De wijk die mensen in Toekomst te huur voorgeschoteld kregen, bleek een utopie. En het is maar de vraag of mensen over een krappe vijftig jaar met net zoveel respect over de Bijlmer zullen spreken als over de grachtengordel, al neemt de populariteit van de Bims in rap tempo toe.
Dat de Bijlmer de oorspronkelijke verwachtingen nooit heeft waargemaakt, is niet zonder gevolgen gebleven. Grootse, idealistische vergezichten op de stad worden al decennia gemeden, het pragmatisme heeft het overgenomen. We sleutelen liever aan het heden en de nabije toekomst dan dat we een punt op de horizon zetten.
En toegegeven: het pragmatisme en grote geld dat in de slipstream daarvan volgde, heeft Amsterdam veel gebracht. Kijk hoe de stad er nu bij ligt. De staat van de huizen, wegen, parken en plantsoenen. Amsterdam bevindt zich op de toppen van zijn kunnen. Laatst liep ik over de Danzigerkade in de Houthavens. De architectuur, het geïntegreerde groen, het uitzicht over het IJ met daarachter de haven. Ook als ik door Nieuw-West, Noord en Zuidoost fiets, verbaas ik me. Deze stadsdelen liggen er meer dan goed bij, zeker als je het vergelijkt met de buitenwijken in andere grote steden.
Tegelijkertijd staat Amsterdam voor enorme uitdagingen. Want de prijs voor het succes van de stad is hoog. Hoe houden we Amsterdam voor iedereen betaalbaar? Hoe gaan we, met de toenemende drukte, om met de schaarse ruimte in de stad? Hoe zorgen we ervoor dat de stad zich niet vervreemdt van zijn omgeving? Wat doen we als het toerisme weer een vlucht neemt?
Het zijn bij uitstek vragen die niet alleen met pragmatisme beantwoord kunnen worden. Laat de hoopgevende vergezichten dus weer terugkomen. Ik ben in deze tijden van corona vast niet de enige die daar behoefte aan heeft. Dan kijken we over vijftig jaar wel wat er van die vergezichten terecht is gekomen.
Daan Dekker is programmamaker De Ruimtelijke Stad bij Pakhuis de Zwijger. Bij uitgeverij Thomas Rap publiceerde hij eerder twee boeken: ‘De Brazilianen’ en ‘De Betonnen Droom’.
door Daan Dekker