Justus Uitermark over de sociale geografie van corona
door Sjoerd ter Borg
HET
Nu kijk ik uit over het groene zonovergoten landschap
De ganzen liggen in de verte in een groep vredig bij elkaar
De wind blaast de net uitgekomen blaadjes aan hun dunne takken kriskras door elkaar
Alleen het geruis van de bladeren hoor ik
De avondzon schijnt door het fragiele gebladerte heen en geeft het een intense lichtgroene kleur
Geen spoor van witte lijnen in de strakblauwe lucht.
Dan is er die opdringerige vijand
Die de wereld op zijn kop gooit
“Binnenblijven!”
Afspraken afzeggen, agenda leeg…..
Alleen supermarkt open, verder
Alles dicht
Dichtbij mogen we niet meer komen
Die binnendringende ongenode gast ligt overal op de loer
We letten meer op elkaar
Tegelijkertijd houden we afstand
Het aanvankelijk vrije gevoel van niets meer te moeten
Niets meer te hoeven
Maakt al gauw plaats voor gemis aan direct contact.
Pijnlijk je bewust te worden tot de kwetsbare ouderen te behoren
Dus ook beter op jezelf moet passen
Daarbij de beangstigende mogelijke toepassing van triage: `wie wel, wie niet!
Gelukkig wandelen we veel en blijven daardoor stevig op de been.
De bijna vierjarige pakt ook de sfeer van deze tijd op
Vraagt aan zijn opa:
“Mensen gaan dood
Dieren gaan dood
Dingen gaan dood. Waarom is dat?”
“Iedereen gaat dood, maar dat duurt nog heel lang
Eerst moet je nog leven!”
Ik heb deze tekst geschreven voor onze schrijfgroep. De opdracht was aanvankelijk anders, maar door de corona-tijd, kon dit ook gaan over jouw beleving daarvan.
door Maria Coenen