AANEEN door corona heen
door Palmira Lieuw
Ik besef dat ik ontzettend veel geluk heb dat de mensen in mijn omgeving en ikzelf gezond zijn en andere mensen deze tijd op een veel verdrietiger manier ervaren. Voor mij raakt de crisis steeds meer op de achtergrond.
Mijn studio, waar ik dagelijks werk als illustrator, is vijf minuten lopen vanaf mijn huis en ik kan daar werken op anderhalve meter afstand. De kranten waar ik voor teken worden nog gemaakt, dus mijn leven draait nog relatief gemakkelijk door, ondanks dat het een stuk rustiger is geworden om me heen. Elke kans die ik krijg om een nieuw persoon te ontmoeten, op een onverwachte plek te komen of een praatje te maken met een onbekende grijp ik met beide handen aan. God wat ben ik toe aan een beetje avontuur.
Enkele weken geleden maakte ik een illustratie voor NRC Handelsblad over mindfulness. Bij een interview met Wibo Koole, die in een artikel vertelde over hoe je met je emoties om kan gaan in deze tijd, waarin hij vooral het advies geeft om hier zoveel mogelijk ruimte aan te geven, ‘ook aan pijn en leed’.
In het artikel werd ook beschreven hoe hij zijn stappen telde tijdens zijn dagelijkse wandeling, kijkt naar de kleuren en vormen van de gebouwen om hem heen, en naar de bloeiende magnolia die hij ziet vanaf zijn balkon in Amsterdam. Deze hervonden aandacht voor de natuur herken ikzelf ook, ik woon aan een brede gracht in Amsterdam, en in die gracht leeft een scala aan verschillende vogelfamilies die ruziemaken, broeden, geboren en opgegeten worden. Ik heb me de eerste paar weken van de quarantaine elke dag geërgerd aan de duiven op mijn balkon die daar roekoe-end hun dagen doorbrachten. Waarschijnlijk deden ze dat altijd al, maar nu viel het me pas op. Aan vrienden vroeg ik hoe ik ze weg kon krijgen, ik werd gek van het geflapper. Tips waren iets met prikkeldraad of een nepkraai. “Geef ze allemaal een naam”, zei een vriend, “dan ga je je aan ze hechten.”
Voor het boek dat ik vorig jaar maakte, POLDERPOLONAISE: Een getekende identiteit van Nederland, tekende ik een plaat met allemaal Nederlandse vogels erop. Ik heb veel naar vogels gekeken; dat wil zeggen, de vogels op internet gegoogeld en nagetekend. Het is één van mijn lievelingspagina’s uit het boek geworden. Ik schaam me een klein beetje als ik toegeef dat ik al die vogels die ik toen zo ”uitvoerig bestudeerd” heb, nu pas echt zie en registreer.
Koolmeesjes vanuit mijn keukenraam, een zwanenstel in de gracht op weg naar mijn studio, brandganzen in de gracht voor mijn huis, en er is ook een meerkoeten vierling geboren. Eigenlijk was het een zevenling, maar er zijn drie babymeerkoeten opgevreten door een reiger, of een rat, vertelde mijn buurman. En ze hadden ook al zwemles gehad, dat vertelde hij ook.
Gisteren zagen mijn vriend en ik een aangereden duif. Waarschijnlijk had ik er een paar maanden terug geen aandacht aan besteed en was ik doorgelopen. De straat lag bezaaid met witte veren, en aan het einde van het verenpad zat een duif op de stoep, bibberend en knipperend met zijn/haar oogjes (ik dacht dat vogels hun ogen niet kunnen knipperen). Mijn vriend pakte de duif op en we belden de dierenambulance.
Eindelijk mijn avontuur, dacht ik. Het leek me best interessant om aanwezig te zijn bij een duivenoperatie, misschien mocht ik wel een stukje meerijden in de ambulance met de zwaailichten aan of konden we de duif opvoeden als ons eigen kind.
We hebben de duif in een schoenendoos gezet. Toen de dierenambulance kwam, zag de duivendokter dat het pootje gebroken was. Ze zouden het beestje laten inslapen, want een minispalkje of wat schattige kleine krukken hadden ze niet. We hebben haar Vera genoemd.
Merel Corduwener maakt illustraties voor media en boeken en publiceerde vorig jaar bij Atlas Contact een eigen boek, ‘POLDERPOLONAISE: Een getekende identiteit van Nederland’.
door Merel Corduwener