Krakelingen bakken!
door Theater De Krakeling
Sinds de eerste weken van de coronacrisis neem ik regelmatig het geluid van de stad op. Ik visiteer een 15 tot 20 locaties, plaats mijn fiets op dezelfde plek, zet mijn koptelefoon op en druk op REC. Ik maak een foto en een korte video en probeer vocaal de sfeer op locatie te beschrijven.
De brug over de Bloemgracht aan de Prinsengracht is één van die locaties. Het is auditief een interessante locatie omdat het alle aspecten van de luidende stad bevat. De klokken van de Westertoren zijn een soundmark, het verkeer over de Rozengracht en de Prinsengracht geven de drukte en bedrijvigheid van de stad goed weer. Passanten lopen achter mij langs en net voor mij passeren de eerste plezierboten door de gracht. Het is een fijne plek met uitzicht op het Anne Frank Museum en een wijde blik over de krommende Prinsengracht. Je hoort hier de hartslag van de stad.
Op 3 April, mijn verjaardag, stond ik er wederom. De sfeer was kalm, een mooie zonnige dag en maar zeer weinig mensen op straat. Het was stil genoeg om meeuwen te horen echoën in de Leliegracht. Het weinige verkeer dat er was hoorde je van verre aankomen, een stevig optrekkende motorfiets galmde door de Rozengracht en om de 20 seconden passeert er in mijn periferie een voertuig: een scooter raast achter mij langs over de brug, een auto, dan weer een scooter met een knetterende uitlaat. Ik hoor de subtiele voetstappen van een dameshak en een ronkende tram. De paar stemmen die ik hoor zijn of druk telefonerend of passeren op de fiets aan de overkant. Ik hoor het geratel van hun loszittende spatborden en een kettingslot wordt zorgvuldig vastgemaakt aan een boom. Er komt een nieuwe golf van verkeer langs, zonder elkaars geluid te overlappen passeren de voertuigen. Er hangt een vreemd soort rust in de stad, geen getoeter of geschreeuw. Amsterdam klinkt als een provinciale stad, waar mensen rustig hun ding doen en geen haast hebben. Ik ben inmiddels wel gewend aan dit geluidsbeeld, maar toch blijft het vreemd. Dit is niet Amsterdam, denk ik. Waar is het geroezemoes, waar zijn de vele talen die we normaal horen? Plotseling hoor ik in de verte hoor ik een man schreeuwen… Ik weet niet precies wat hij zegt. ik zie hem niet maar hoor hem snel dichterbij komen. Ik ontwaar een melodie in zijn stem, de man schreeuwt niet maar zingt. Nog dichterbij, herken ik de melodie en realiseer ik me dat de man luidkeels meezingt met zijn bluetooth-speaker. André Hazes’ ‘Kleine Jongen’ schalt door de gracht. Ik draai me voorzichtig om en de jongeman staat op zijn trappers als hij over de brug fietst. En alsof hij het exact uitgemeten heeft, precies op het moment van passeren, zingt hij uit volle borst ‘Dit leven gaaaaat voorbij…’. Een glimlach verschijnt op mijn gezicht, ik ben verguld dat ik dit moment heb kunnen vangen, dat juist deze tekst op dit moment te horen is terwijl ik hier sta op te nemen. De man fietst door, de brug af naar de Rozengracht, hij negeert het rode licht en steekt de lege Rozengracht over zonder te kijken, hij lijkt onkwetsbaar.
De tekst galmt na door mijn hoofd, de eenvoud ervan raakt me. Ik heb maar geluk dat ik hier sta, terwijl andere mensen sterven, thuis zitten of hun zaak opdoeken. Het carillon van de Westertoren begint te klingelen en ik realiseer me dat ik door moet naar mijn volgende opnamelocatie. Later bij thuiskomst zet ik Kleine Jongen nog even hard aan in de studio.
door Arnoud Traa