Een bewogen bezoek bij oma in een bewogen tijd
door Stephanie Mathas
Alles is anders. Alleen de lente doet alsof er niks aan de hand is en vraagt ons zorgeloos over straat te dansen. We doen het niet allemaal tegelijk en minder uitbundig dan de zon zou willen een dans is het zeker. Met de hele stad voeren we een choreografie uit waarbij we anderhalve meter afstand houden.
Ik ben niet goed in choreografieën. Ik ben zo’n figuur dat naar links springt als iedereen een hupsje naar rechts maakt. Het zou dus verstandig zijn om mijn koppie erbij te houden maar whatsapp vraagt mijn aandacht. Ook dat is anders. Ik worstel me door de berichten heen, op zoek naar iets wat geen flauwe coronagrap is. Ineens zie ik in mijn ooghoek iemand een portiek inschieten. Om te voorkomen dat ik met mijn ogen op mijn scherm gericht haar aura in zou stappen, staat de vrouw daar rustig met haar hond te wachten. ‘Lastig he,’ lacht ze mijn verontschuldiging weg. Ik stop mijn telefoon in mijn zak en besluit beter op te letten. Ha! De visboer is er. Als het er straks wat rustiger is, ga ik een harinkje halen. De mensen die normaal gesproken rond lunchtijd in een kluitje voor de kraam staan, vormen nu een halve kilometer lange sliert. Ik kan er niet overheen, ik kan er niet onderdoor, ik kan er niet omheen, ik moet er dwars doorheen. Twee mensen uit de rij, waarschijnlijk de sterren van de de steps- of zumba-les, doen een paar passen opzij en naar achter en grinnikend passeren we elkaar op een manier waar meneer Rutte trots op zou zijn. Ik begin bijna te geloven in mijn danskwaliteiten als ik op een druk kruispunt kom. Om de afstand tussen mij en de rest van de wandelaars te bewaren, zit er niks anders op dan een stukje over het fietspad te gaan. Er komt een fietser aan die niet belt of scheldt omdat ik mij in zijn territorium bevind, maar in een serene boog om me heen fietst.
Na een rondje door het park, loop ik achter een moeder met haar dochter. Het meisje zit op een loopfiets en doet een spel. Het is een stom spel dat de hele stoep blokkeert maar ik heb toch niks te doen dus ik lach naar de moeder die verontschuldigd omkijkt. De choreografie van vandaag heeft een uitdagend einde als ik in het trappenhuis een tegenligger tegenkom. Je kan veel over ons trappenhuis zeggen maar breed is het niet. Dit is eigenlijk het moment om op te geven. Een nonchalant moment toestaan met wat Amsterdamse opstandigheid. Maar ik wil mijn inzet van afgelopen uur niet teniet doen door nu intiem te worden met mijn nieuwe onderbuurvrouw. Met onze rug tegen de muur schuifelen we elkaar voorbij. Het is geen type dat na een verhuizing overal aanklopt om zich voor te stellen dus dit moment grijp ik zonder handen aan.
Als ik thuis mijn jas vrolijk op de kapstok hang, besef ik dat anderhalve meter geen afstand schept. Het verbindt.
Een positieve column over het houden van anderhalve meter afstand.
door Astrid Kuipers