Corona stilte, leegte
door Mirjam
Ik druk op het groene vinkje. Ik zie drie hoofdjes op een rij. Drie paar grote donkerbruine ogen. Van groot naar klein: Efra 6 jaar, Sarah 5 jaar en Eliyah 4 jaar. Ze liggen op een bed, een heel groot bed, in een kamer met de gordijnen dicht. Ik zie ze op het scherm van mijn telefoon. Op maandag en donderdag om 10.00 u. videobel ik met ze. Dan leest Efra mij voor en lees ik aan hem samen met zijn broertje en zusje voor. Op dinsdagochtend zien we ze in het echt op school. Heel kort en op afstand.
Elke dinsdagmorgen mogen de kinderen gespreid naar school komen, via de buitendeur en met afstand tot de juf en de klasgenootjes die ze tegenkomen. Ze mogen een schoolbiebboek uitzoeken en krijgen hun thuiswerk voor een week. Op hun tafeltje ligt een mapje met: rekenbladen, het dictee van de week, hun begrijpend lezen boekje, een rooster met een verwijzing naar uitlegfilmpjes en de digitale taal- en rekenopdrachten. En deze keer een A4-tje met een zakje boontjes eraan geniet. Op het blaadje staat uitleg over het kweken van een boon in een glas met wc-papier. Een andere week vinden de kinderen in hun mapje vouwblaadjes en uitleg over het vouwen van een paashaas. De foto’s van de gemaakte hazen die door stralende kinderen getoond worden, stromen die week binnen in de groepsapp. De week daarna stroomt de app vol met foto’s van watervogels, een buitenopdracht. Een stimulans voor ouders om naar buiten te gaan met hun kind. We merken dat er ouders zijn die angstig zijn om naar buiten te gaan en niet begrijpen dat dat wel mag.
Efra leest mij rustig en duidelijk voor, vol vertrouwen en aandacht. Ik vertel wat hij goed doet en stel hem vragen naar aanleiding van het boek. Wat heb je gegeten vandaag? Ben je gisteren naar buiten geweest? Heb je contact met je vrienden? Daarna vraag ik of ik Efra’s moeder kan spreken. Efra roept zijn moeder. Ze pakt de mobiel aan de andere kant en kijkt met een grote lach naar me op het scherm. Ze heeft haar jongste kind op haar arm. Ze gaat zitten op bed en laat haar hoofd op het kussen rusten. “Hoe is het?”, vraag ik. “Ik ben moe”, zegt ze. “Maar het gaat goed”. We praten over de situatie in half Engels half Nederlands. Ze vertelt dat ze morgen voor het eerst met de kinderen naar buiten gaat, naar het Bijlmerpark.
Dan roep ik de kinderen er weer bij. Het beeld gaat heen en weer en op en neer. Na enig duwen en trekken liggen ze met hun hoofdjes op een rijtje en hun benen naar achteren op het bed en staat de telefoon op een vaste plek. Ik begin met voorlezen. Zo nu en dan stel ik een vraag en leg ik uit. Het jongste broertje kruipt over de benen van de kinderen, maar hun ogen blijven gericht op het scherm, het boek dat ik voorlees.
Na een half uur en een persoonlijk woordje met alle kinderen sluit ik af met: tot over drie dagen, dan bel ik jullie weer. We zwaaien naar elkaar. Het beeld gaat heen en weer van de één naar de ander. Ook het jongste broertje en moeder komen in beeld en zwaaien. Alle donkerbruine ogen stralen. Ik heb er vertrouwen in. Ik druk op het rode kruisje
door Joke de Hoogh