Stadsgedicht – De scholen zijn dicht
door Gershwin Bonevacia
METRISCH – 1. Tot de versmaat behorende – 2. Volgens het metriek stelsel
ECONOMIE – 1. Zuinigheid, bezuiniging – 2. Leer van de menselijke welvaart – 3. Staathuishoudkundig bestuur – 4. Inrichting, opzet uit een denkpunt van doelmatigheid
Hugo houdt de rolmaat voor zich uit. De rolmaat die hij zou gebruiken als hij weer eens zou klussen, zoals andere Nederlanders. Hij houdt de rol tegen zijn lichaam, het metaal zwiept op en neer, totdat het uiteinde zich als een platte eendenbek in het gras boort.
‘Kijk. Dát is anderhalve meter.’
‘Zo hé. Dat is best heel ver,’ klinkt vol ontzag uit de mond van zijn oudste zoon.
‘Precies. Dus zoveel afstand moet je houden. Ik ga tellen.’
Hij plaatst de hak van zijn schoen, de bijzondere gekleurde schoen met motief, tegen de liggende rolmaat aan. En zet de punt van zijn andere schoen ertegenaan. Zo telt hij. Hoeveel voeten anderhalve meter is. Om het te laten zien. Om zijn kind te beschermen en hen te beschermen die zich niet beschermen tegen hem. Omdat ze niet begrijpen wat de anderhalve-meter-economie inhoudt. Het niet willen begrijpen. Er schijt aan hebben, uit overmoed en eigenbelang.
Het zijn 5 schoenen en een beetje. Maat 45.
‘Ver is niet zover als het lijkt.’ Hugo hoort een vers. ‘Zeker niet als je ernaar kijkt.’ Zoon moet lachen.
‘Nu jij.’
Zoon kijkt op. ‘Maar dat is niet eerlijk!’
Hugo wist dat dit weerwoord ging komen en dat het logisch lijkt. Maar hij vraagt: ‘Waarom niet?’
‘Omdat ik veel meer schoenen heb dan jij.’
Hugo weet dat. Het leven is niet eerlijk. De economie is niet eerlijk. Een vaste baan of zzp’er. Flexwerker. Ondernemer van een zaak die moet sluiten en eigen personeel. Kunstenaars.
De economie maakt onderscheid. Maar het metrische systeem niet.
‘Anderhalve meter blijft anderhalve meter.’
De jongen kijkt naar de rolmaat en begint te stappen. Het zijn 6 en een halve schoen. Meer dan zijn vader.
‘Dus eigenlijk heb ik nu gewonnen.’
‘Ja lieverd,’ zegt Hugo met een glimlach en een schouderklop.
Hij kijkt of er geen modder onder zijn schoenen zit. De schoenen die hij aanhoudt omdat hij dan nog dezelfde is. Van voor de crisis. Ook al heet hij nu minister, hij blijft Hugo. Dat zegt Mark ook.
‘Ga je weg? ’vraagt zijn zoon.
Hugo knikt. ‘Ik ga naar Amsterdam. Omdat ze het daar ook zwaar hebben. Heel zwaar. Weet je met wie ik heb afgesproken?’
‘Met Femke.’
‘Leuk,’ zegt zijn zoon, terwijl hij de bemachtigde rolmaat om een stam vouwt. Met een knipoog: ‘Hou je wel 5 schoenen afstand?’
Aan de gevel van de ambtswoning op de Herengracht hangt een spandoek. In dikke slordige letters staat er: ‘Rot dan helemaal op naar landelijk Noord.’
Net als hij zich gelukkig prijst met de parkeerhaven die vrijkomt wordt er op raam geklopt. Het zakt naar beneden.
Een man tikt aan zijn denkbeeldige hoed. ‘De burgemeester dacht wel dat u het gemist had. Ze wacht op u bij de pont.’
Pont. Landelijk Noord. Er daagt hem iets. Verhuisd? Gedoe in de media?
Als hij bij het IJ aankomt staat daar een leger camera’s en microfoons. Op anderhalve meter van elkaar. Een enkele passagier loopt erlangs, hij hoort Femke zeggen: ‘Sorry, sorry. Fijn dat u meegaat.’
De pont ligt er al. Femke wenkt, zodat hij niet teveel vragen hoeft te beantwoorden over testen, ic bedden, man en macht of overmacht. Een groen licht begint rood te knipperen. Hij stapt de pont op, de klep gaat onder het geluid van een sirene omhoog. De cohortes kunnen niet volgen. Femke en hij zijn, samen met vier anderen, de enige passagiers.
Femke knikt naar twee fietsen, in een innige stuurverstrengeling. ‘Leek me makkelijk.’
Hij ziet ineens menselijke armen in die sturen. De zijne en…?
Snel stapt hij over op small talk. Prachtig zo dat IJ. Neemt ze de pont nu vaak? Bevalt het in landelijk Noord? En o ja, hoe gaat het met de stadeconomie? Waar zitten knelpunten? Nieuwe inzichten?
Aan de wal is er al snel alleen maar weiland. Ganzen. Reigers die klapwiekend opvliegen. Zon die schittert op het gras. De blinkende wijzerplaat van een kerktoren. Landelijk Noord.
Femke zet haar fiets tegen een boerenhek. Hij wil de zijne ermee verstrengelen, maar durft niet. Femke loopt naar een bruggetje over de kaarsrechte sloot. Gaat zitten, trekt haar slippers uit, en bungelt met haar voeten in het water.
‘Kom.’
Hugo aarzelt. Maar er zijn geen camera’s, geen microfoons, de economie is ver weg. Hij trekt zijn sokken en schoenen uit, waar zij met een glimlach naar kijkt, plaatst ze keurig midden op het bruggetje. En hij gaat naast haar zitten. Op 5 schoenen. Ongeveer.
‘Weet je dat ik hier helemaal niet mag wonen?’ Ze knikt achterom, naar een rustieke boerderij. ‘Ik woon officieel nog in de ambtswoning. Dus is dit een tweede huis.’ Hugo weet natuurlijk van die burgemeester in Zeeland, die iedereen uit zijn tweede huisje heeft verjaagd. Het water voelt heerlijk aan zijn blote voeten.
‘Maar ja,’ vervolgt ze met schalkse blik. ‘Schalks.’ Hij kan het niet anders omschrijven.
‘Ik ben zelf de burgemeester. Ook hier.’
Hij schenkt haar een schalkse glimlach terug. Hoopt hij.
Als de zon iets anders had gestaan, had hij hem zien schitteren in de lens ven een camera. Vastgehouden door Robert, Femke’s man. Op het moment dat Hugo twee schoenen dichterbij schuift, zoomt de camera in. Tot op minder dan anderhalve meter. Ze zijn makkelijk samen in dat beeld te vangen.
Met een bevriende groep kunstenaars uit Amsterdam Noord willen we troost bieden in deze tijd. Dus schreef ik columns die uit gaan van steeds een nieuw ‘Coronawoord’. Ze spelen zich af in Amsterdam Noord.
door Lidewij Martens